Boem is ho
Leven

Boem is ho

Precies een jaar geleden sprong ik op de fiets voor een date met Elger. We zouden naar een eenmalige vertoning van een concertfilm van Muse gaan. Dat liep anders.

Rond 1 uur ‘s nachts word ik wakker in het ziekenhuis. Elger staat naast mijn bed. Ik vraag hem wat er gebeurd is. ‘Je hebt een ongeluk gehad. Je bent op je hoofd gevallen en je hebt je sleutelbeen gebroken.’ Ik knik en zak weer weg. Ik realiseer me dan niet dat ik die vraag de afgelopen uren misschien wel honderd keer gesteld heb en dat Elger hem al even zo vaak beantwoord heeft.

Even later word ik wakker gemaakt door een verpleegster. ‘Weet je wat er gebeurd is?’, vraagt ze. Ik knik. ‘Ik heb een ongeluk gehad.’ Ze lacht opgelucht. Het blijkt sinds het ongeluk de eerste keer dat ik het heb onthouden.

Ieder uur maakt ze me weer wakker en maak ik een blijvende herinnering aan. Ik ben helemaal versuft van de pijnstillers die in hoog tempo via het infuus mijn lijf ingepompt worden. Maar iedere keer als ik me probeer te bewegen, schiet er een felle pijn door de linkerkant van mijn lijf. Oh ja. Een gebroken sleutelbeen.

Als het licht geworden is, kijk ik voorzichtig om me heen. Mijn hoofd knalt bijna uit elkaar. De pijn concentreert zich op één punt links bovenop. Heel voorzichtig ga ik met mijn rechterhand door mijn haar. Ik voel harde korsten, de scherpe uiteinden van het hechtdraad en een beurse schedel. Als ik mijn hoofd naar links draai, zie ik donkerrode vlekken op het kussen. Snel knijp ik mijn ogen stijf dicht en probeer nog even nergens aan te denken.

Ik moet van de zuster naar de wc. Dat betekent dat ik me moet bewegen. Terwijl ik heel langzaam en voorzichtig uit het bed probeer te klimmen, merk ik pas dat ik zo’n gek ziekenhuisschort aan heb. Je weet wel, open aan de achterkant. Maar volgens mij heb ik nog wel een onderbroek aan. Dat scheelt weer. Ik strompel met mijn infuus de badkamer in en zie mezelf in de spiegel. Ik zie er niet uit. Maar dat had ik wel verwacht. Wat ik niet had verwacht is het stuk sleutelbeen dat uit mijn borst steekt. Strak onder mijn huid. Ik ga bijna van mijn stokje. Het duurt nog zeker een paar dagen voor ik dat stukje van mijn lijf aan durf te raken.

Als Elger later die dag weer terug is, proberen we samen te reconstrueren wat er is gebeurd. Mijn laatste herinnering is het opvouwen van de was, vlak voor ik op de fiets stap. Van de fietstocht, het ongeluk en alles daarna herinner ik me niets. Tot dat moment in het ziekenhuis dat ik eindelijk onthoud wat me verteld wordt.

Hoewel Elger ook niet weet wat er op het moment van de val precies gebeurd is, kan hij me wel veel vertellen over de verschrikkelijke momenten daarna. Hoe hij wachtend bij de bioscoop boos zijn telefoon opneemt als ik hem bel. Ik ben laat. Ik ben nooit laat. Hij hoort echter alleen maar achtergrondgeluiden. Een broekzakgesprek, denkt hij. Ik bel nog een keer. Hetzelfde verhaal. Dan is hij het zat en belt me terug. Hij krijgt een vreemd meisje aan de telefoon. ‘Je vriendin heeft een ongeluk gehad. Kun je zo snel mogelijk hier naartoe komen?’ Om ervoor te zorgen dat hij niet in paniek raakt voegt ze er nog aan toe: ‘Het is niet zo ernstig hoor.’

Ik was gelukkig bijna bij de bioscoop dus Elger is snel bij me. Daar treft hij mij aan op de busbaan, in een plas bloed. Ik kreun van de pijn en ben volledig in paniek. Alleen als Elger recht in mijn blikveld gaat staan, word ik een beetje rustig. Als hij even verdwijnt om mijn fiets aan de kant te zetten, mijn tas uit de fietstas te halen of met omstanders te praten, raak ik weer volledig in paniek en roep naar iedereen dat ze mijn vriend moeten bellen. Ik heb dat zelf blijkbaar direct na het ongeluk, liggend op straat ook gedaan maar was niet in staat om iets te zeggen. Ik ben überhaupt niet in staat goed te praten. Ik kan geen zinnen formuleren of uitleggen wat ik bedoel. Woorden ontglippen me steeds. Ook de pincode van mijn telefoon kan ik me niet meer herinneren.

De ambulance arriveert. Ze leggen me in zo’n schuimrubberen ding om je hoofd recht te houden aangezien mijn onvermogen om herinneringen aan te maken en zinnen te formuleren wijst op schade aan mijn hersenen. Ze knippen mijn jas, sjaal, trui, hemd en BH open en constateren daar de oorzaak van mijn gekreun van de pijn. Tenminste, ik denk dat het zo gegaan is. Ik kan me er nog steeds helemaal niets van herinneren maar de vuilniszak vol kapotte, bloederige kleding die ik mee naar huis kreeg, vertellen het verhaal luid en duidelijk.

Voordat ik op de afdeling Neurologie beland, krijg ik op de Eerste Hulp al allerlei scans. Een röntgenfoto van mijn sleutelbeen heeft even geen prioriteit, je kunt met het blote oog wel zien wat daar mee aan de hand is. Mijn hoofd is echter een ander verhaal. Het is heel belangrijk dat er geen inwendige bloedingen of zwellingen zijn. Ik heb geen idee wat ze allemaal gedaan hebben, maar een paar dagen later komt er een flard van een herinnering terug. Ik zit met zo’n niervormig kartonnen bakje onder mijn kin op een onderzoekstafel en kots alles eruit. Tussen de gulpen door blijf ik me maar verontschuldigen tegenover de artsen en Elger. ‘Sorry dat ik zo moet spugen. Sorry!’.

Gelukkig zijn mijn hersenen oké. Redelijk oké. De hersenschudding is zwaar maar verder lijkt er niets aan de hand. De hoofdwond is gehecht en ik ben weer enigszins helder. Er wordt nog een röntgenfoto van mijn sleutelbeen gemaakt en dan mag ik naar huis. Arno en Kirsty zijn zo lief om me met de auto op te komen halen. Ik kreun zachtjes bij iedere hobbel.

De volgende dag komt mijn moeder met een grote tas en een heleboel liefde naar Utrecht om een week voor me te zorgen. Ik slik om de vier uur netjes mijn pijnstillers en de dagen glijden voorbij terwijl mijn hoofd eigenlijk een beetje stil staat.

Twaalf dagen na het ongeluk ben ik weer in het ziekenhuis. Ik heb een lijstje met vragen bij me. Vragen als: ‘wanneer mag ik weer sporten?’ en ‘wanneer moet de pijn in mijn sleutelbeen ongeveer over zijn?’. Dat blijkt veel te optimistisch. Haar collega heeft het de vorige keer aan mijn bed niet goed uitgelegd of ik was te suf om het te verwerken, maar ze willen me eigenlijk opereren. Mijn sleutelbeen is namelijk heel erg stuk. Losgebroken, zo noemt ze het. Ze willen het losse stuk bot verwijderen, het stuk dat pront naar voren steekt en me iedere keer weer misselijk maakt als ik het per ongeluk zie in de spiegel of er langs strijk met mijn hand. Plaat erop, paar schroeven erin en de hele constructie zal een stuk stabieler zijn. Er zitten echter wel risico’s aan want het is een operatie met een volledige narcose. De keus is aan mij. Ik moet even bijkomen van het feit dat een operatie blijkbaar een mogelijkheid is en dat ik dacht dat ik al bijna twee weken thuis zat te herstellen. Maar toch is het niet moeilijk. Doe mij die operatie maar. Timmer de boel maar vast, zo lang er maar geen bot meer door mijn huid naar buiten wil.

We zijn inmiddels een jaar verder. De boel zit vast. Muurvast. Ik sport weer. Sterker nog, omdat ik lang geen krachttraining mocht doen ben ik zelfs gaan hardlopen. Maar ik heb nog niet zoveel kracht in mijn arm als voorheen, opdrukken kan ik niet meer. Mijn huid spant nu over vijf schroeven en hoewel ik dat ook eng vind, wen ik er langzaam aan. Ik heb al mijn bikini’s weg moeten doen omdat haltertopjes over de schroeven lopen en mijn zenuwen afknellen.

Met mijn hoofd gaat het op en af. Het is niet mijn eerste hersenschudding, maar wel de heftigste. Daar herstel je blijkbaar niet zo maar even van. Ik had verwacht dat herstel een stijgende lijn is, maar het is meer een gekke kronkel vol loopings. Soms gaat het goed en merk ik niets en ineens gaat het weer even minder. Dan heb ik moeite met me concentreren en raak ik snel overprikkeld. Ik val midden in een gesprek stil omdat ik word afgeleid door een fysieke handeling. Mijn verhalen op de fiets stokken steeds omdat ik niet kan praten en op het verkeer kan letten tegelijk. Ik kom afgepeigerd aan op de repetitie van mijn theatervereniging omdat ik 25 minuten moet fietsen door de drukke binnenstad. Maandenlang had ik last van een evenwichtsstoornis die de wereld om mij heen regelmatig in Villa Volta deed veranderen. In de trein kan ik geen boek meer lezen als er iemand in de coupe hard praat. En soms sta ik met een leeg mandje in de supermarkt wezenloos voor me uit te staren, niet in staat te bedenken wat ik moet kopen.

Waarom schrijf ik dit op? En waarom deel ik het met jullie? Ik merkte vanochtend dat de herinnering aan het ongeluk toch nog verser is dan ik dacht. Er kwam weer een heleboel boven. Niet alles, want ik weet dus niet alles. En de frustratie daarover kwam ook weer terug. Ik wil begrijpen, weten, antwoorden op mijn vragen. Dat had ik als kind al. Maar dat lukt nu niet. Het opschrijven was vanochtend mijn eerste instinct. Ik begon met een tweet. 140 tekens. Daarna begon ik op mijn telefoon een bericht op Facebook te typen. Al snel rolden de zinnen eruit. Ik mailde de tekst naar mezelf zodat ik op mijn laptop verder kon typen. Uiteindelijk werd het dit. Ruim 1.500 woorden over een val van mijn fiets.

Ik deel het met jullie om over iets heel belangrijks heen te komen. Ik denk al een jaar dat mijn ongeluk niet erg was. Dat ik er niet te zwaar aan moet tillen. Er gaan dagelijks mensen dood in het verkeer. Raken verlamd. Er branden autowrakken uit. Ik kukelde alleen maar van mijn fiets. Op mijn hoofd. Op de busbaan. Domme ik. Niet te veel over zeiken, gewoon doorgaan. Maar dit is mij wel overkomen. En het heeft me beschadigd. En veranderd. Daar doet het feit dat andere mensen ergere dingen overkomt niets aan af. Ik mag hier af en toe best verdrietig over zijn en ontzettend van balen. En vandaag mag ik het van mezelf hier opschrijven.

Ik ben een jaar bezig geweest met ‘de oude worden’. Misschien moet ik daar maar eens mee stoppen. De nieuwe Nelleke is namelijk ook best leuk.

Volgend bericht

Dit vind je misschien ook leuk

1 reactie

  • Beantwoord Bart Hanson 21 september 2018 om 01:35

    Hey Nelleke,
    Ik ben weer tuis in Nieuwe Zeeland, Met mijn vrouw heft wij en vakantie gemarkt vorige jaar naar Utrecht and bleeft door die tijd met onze Dochter en haar man.
    I can speak basic dutch but write it less well.
    I loved Utrecht, for me it was a dream place, everything New Zealand is not. We have beaches (everywhere), open spaces, wilderness and sheep. Utrecht has history, architecture, culture and canals.
    I love your blog as it allows me to revisit and remember some of those special times we had there.
    Google translated your story of your bike accident very well and I hope very much that you are getting stronger day by day. You are very brave.

  • Laat je horen